Definitieve tekst EU richtlijn representatieve acties gepubliceerd

Op 30 juni 2020 is de definitieve tekst van de EU richtlijn representatieve acties (de Richtlijn) gepubliceerd (https://eur-lex.europa.eu/legal-content/EN/TXT/?uri=consil:ST_9223_2020_INIT). Deze tekst is op 22 juni 2020 overeengekomen tussen vertegenwoordigers van de Europese Commissie, de lidstaten en het Europese Parlement. Het is de verwachting dat de Richtlijn dit najaar door het Europese Parlement wordt aangenomen.

De Richtlijn beoogt dat consumenten in alle lidstaten een effectieve mogelijkheid hebben om vorderingen in te kunnen stellen tegen bedrijven vanwege onrechtmatige praktijken. De Richtlijn ziet op gebieden als data protection, financiële dienstverlening, reizen en tourisme, energie en telecommunicatie en consumentenrecht in het algemeen. De Richtlijn ziet niet op het mededingingsrecht. Tot slot is de Richtlijn van toepassing op zowel nationale als internationale inbreuken.

Op grond van de Richtlijn moeten lidstaten ervoor zorgen dat vorderingen (zogeheten ‘representative actions’) die strekken tot de bescherming van de collectieve belangen van consumenten kunnen worden ingesteld door zogeheten ‘qualified entities’. Dat zijn organisaties (in het bijzonder consumentenorganisaties) die als zodanig zijn aangewezen door een lidstaat.

Om aangewezen te kunnen worden als ‘qualified entity’ voor het instellen van grensoverschrijdende vorderingen dient een organisatie te voldoen aan een aantal vereisten. Meest in het oog springend zijn dat een organisatie voorafgaand aan de aanwijzing aantoonbaar twaalf maanden daadwerkelijk activiteiten moet hebben verricht op het gebied van de bescherming van consumentenbelangen, dat het een non-profit organisatie moet zijn en dat de organisatie onafhankelijk is en niet wordt beïnvloed door derden (anders dan consumenten) die een economisch belang hebben bij het instellen van representatieve acties, zoals procesfinanciers.

Lidstaten moeten ervoor zorgen dat de criteria die zij hanteren om een organisatie aan te wijzen als ‘qualified entity’ voor het instellen van niet-grensoverschrijdende vorderingen consistent zijn met het doel van de Richtlijn om representatieve acties effectief en efficiënt te laten verlopen.

Verder moeten lidstaten ervoor zorgen dat grensoverschrijdende vorderingen voor hun nationale gerechten kunnen worden ingesteld en dat, indien de inbreuk consumenten uit meerdere lidstaten raakt, dergelijke vorderingen door verschillende ‘qualified entities’ uit verschillende lidstaten mogen worden ingesteld.

De procedures kunnen zowel tot doel hebben het verkrijgen van een gerechtelijk bevel (zoals een gebod tot het beëindigen van een inbreuk) als het verkrijgen van verhaal (bijvoorbeeld schadevergoeding). Ter zake van vorderingen tot verhaal kunnen lidstaten zelf bepalen of consumenten aan een uitspraak gebonden zijn op opt-in of opt-out basis. Echter, voor consumenten uit andere lidstaten geldt een opt-in regeling. Indien de vordering strekt tot het verkrijgen van een gerechtelijk bevel is geen instemming van consumenten nodig. In dat geval hoeft de ‘qualified entity’ ook niet aan te tonen dat consumenten daadwerkelijk schade hebben geleden en evenmin dat er opzet of schuld was aan de zijde van de inbreukpleger.

De mogelijkheid van procesfinanciering wordt onderschreven door de Richtlijn. Lidstaten hoeven er ter zake alleen voor te zorgen dat belangenconflicten worden voorkomen en dat de financiering door een derde partij de behartiging van de belangen van de consumenten niet nadelig beïnvloedt.

Op procedures onder de Richtlijn is het ‘verliezer betaalt’ principe van toepassing. Echter, lidstaten hoeven er ter zake alleen voor te zorgen dat de verliezende partij de kosten van de procedure van de winnende partij draagt zoals voorzien in het nationale recht voor procedures in het algemeen.

De Richtlijn verbiedt lidstaten niet om andere procedures die strekken tot bescherming van consumentenbelangen in te voeren of te behouden, zolang er maar ten minste één procedure is die in overeenstemming is met de Richtlijn. De procedure in de Richtlijn vertoont gelijkenissen met de procedure van artikel 3:305a BW (zie over deze relatief recent vernieuwde procedure ons eerdere bericht). Echter, waar de Richtlijn alleen ziet op consumentenrecht en is bedoeld voor organisaties met een achtergrond in consumentenbescherming, kan de Nederlandse procedure voor collectieve acties ook worden gebruikt voor andersoortige vorderingen en door andere organisaties.

Lidstaten hebben na inwerkingtreding twee jaar om de Richtlijn te implementeren. De implementatieregeling kan vanaf zes maanden daarna worden toegepast. De implementatieregeling zal dus niet eerder dan 2023 worden toegepast. Het valt nog te bezien hoe de Richtlijn in het Nederlandse recht zal worden geïmplementeerd.

Neem voor meer informatie contact op met Theodoor Verheij of Bas Lem.