Het HvJ EU bevordert opnieuw private enforcement: kartelaansprakelijkheid van concernvennootschappen geaccepteerd

Vandaag, 6 oktober 2021, heeft het Hof van Justitie EU (het HvJ EU) een belangrijk arrest gewezen over de mogelijkheid om de mededingingsverstorende gedraging van de ene concernvennootschap toe te rekenen aan een andere concernvennootschap waar de eerste wel, maar de tweede niet een geadresseerde van een Commissiebeschikking is. In lijn met advocaat-generaal Pitruzella’s conclusie bevestigt het HvJ EU dat dit mogelijk is als beide vennootschappen een economische eenheid (onderneming) vormden, bijvoorbeeld omdat de mededingingsverstorende overeenkomst die door de ene concernvennootschap is gesloten dezelfde producten betreft als die een andere concernvennootschap verkoopt. Dit verruimt de mogelijkheden tot de private enforcement van een inbreuk op het mededingingsrecht.

In de Sumal-zaak ging het om een schadevergoedingsvordering van een Spaanse partij naar aanleiding van het Trucks-kartel. De eiser had alleen een Spaanse dochter binnen het Daimler-concern gedagvaard, en niet ook de Duitse moeder, terwijl alleen die moeder één van de geadresseerden van de beschikking van de Commissie was. De Spaanse rechter had vervolgens de prejudiciële vraag aan het HvJ EU gesteld of dit mogelijk is.

Het HvJ EU bevestigt dat het begrip onderneming in artikel 101 VWEU dezelfde betekenis heeft in de context van public enforcement als in de context van private enforcement. Dit betekent dat in private enforcement vergoeding kan worden gevorderd van ondernemingen die hebben deelgenomen aan een kartel voor de schade die als gevolg daarvan is ontstaan.

Wanneer komt vast te staan dat een tot een dergelijke economische eenheid behorende vennootschap inbreuk heeft gemaakt op artikel 101, lid 1, VWEU, staat daarmee ook vast dat de inbreuk op die bepaling is gemaakt door de onderneming waar zij deel van uitmaakt. Het begrip onderneming, en dus het begrip economische eenheid, leidt dan van rechtswege tot de hoofdelijke aansprakelijkheid van de entiteiten waaruit de economische eenheid op het moment van de inbreuk bestond. Dus wanneer een inbreuk komt vast te staan met betrekking tot de ene concernvennootschap, staat daarmee ook de civielrechtelijke aansprakelijkheid van de andere concernvennootschap vast als beide een economische eenheid vormden, bijvoorbeeld omdat de mededingingsverstorende overeenkomst die door de ene concernvennootschap is gesloten dezelfde producten betreft als die welke een andere concernvennootschap verkoopt.

Hoewel het arrest van het HvJ EU ziet op de specifieke feiten en omstandigheden van de Sumal-zaak, namelijk de neerwaartse toerekening van aansprakelijkheid van moeder naar dochter, is er wat ons betreft geen logische reden waarom het arrest van vandaag niet zou kunnen worden toegepast om aansprakelijkheid ook zijwaarts, dus van de ene concernvennootschap naar een andere concernvennootschap, toe te rekenen als beide een economische eenheid (onderneming) vormden

Het arrest van het HvJ EU past goed in zijn recente (en inmiddels vaste) jurisprudentie die private enforcement bevordert en de bindende kracht van Commissiebeschikkingen relativeert. Commissiebeschikkingen zijn alleen bindend ten aanzien van wat daarin (positief) is vastgesteld en staan niet in de weg aan de private enforcement van iets wat daarin niet is vastgesteld. In Sumal heeft het HvJ EU dat nu bevestigd voor de situatie waarin de Commissie geen beschikking heeft genomen of geen boete heeft opgelegd aan de betreffende vennootschap. Volgens advocaat generaal Bobek’s conclusie in Air Cargo zou hetzelfde moeten gelden voor de situatie waarin de (geografische of temporele) scope van de Commissiebeschikking om wat voor reden dan ook is beperkt.

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Theodoor Verheij.